Waar zal ik eens over schrijven vraag ik mijn moeder terwijl we allebei met een hond aan de lijn ons een weg banen tussen de gillende kinderen en fat bikes. Heel even heb ik heimwee naar de tijd dat ik nog niet afwist van het bestaan van deze nieuwe oud Hollandsche bron van irritatie (dat moet ergens voor afgelopen week vrijdag geweest zijn toen ik nog onderweg was van Bad Bentheim naar Deventer, de laatste ruk van mijn reis vanuit Roemenië).
Ik vind het maar vervelende dingen hoor. En dat je er geen helm bij op hoeft is al helemaal
Onbegrijpelijk.
“Nou ehm ik heb het je wel eens eerder voorgesteld,” (lees; je vraagt dit nu voor de zoveelste keer en ik beantwoord dezelfde vraag gewoon steevast met hetzelfde antwoord totdat JE ER IETS MEEDOET) “maar je zou eens over vriendschap kunnen schrijven. Je hebt toch op dat vlak al wel het nodige meegemaakt,” (op welk vlak niet denk ik dan, maar pa houdt vol dat je werk er net als bij muzikanten alleen maar beter van wordt dus laat maar komen hoor die allesverpletterende levenservaringen..).
Eigenlijk meer een verdwaalde, dronken piraat dus.
Het dwarrelt en duizelt in m’n hoofd en ik krijg er amper lijn in. Voel me een beetje als een zeezieke kapitein van een koloniaal schip dat de route naar een nog onbekend continent probeert uit te tekenen met een wiebelend olie lampje boven zijn hoofd, een fles gin in de hand, een papegaai op zijn schouder en een paar muitende matrozen op het dek. Eigenlijk meer een verdwaalde, dronken piraat dus.
Wil vertellen over hoe inderdaad het afgelopen jaar duidelijk werd dat de ontvangers van mijn vriendschap niet in alle gevallen even gulle gevers zijn. Sommigen zijn zelfs zo goed in het seriematig niet nakomen van beloftes en het afsteken van eindeloze ego monologen dat het af en toe leek op de Olympische Spelen narcisme (ga ik trouwens ook over schrijven… over hoeveel mensen ik de laatste tijd hoor praten over dingen als “narcisme” en “toxic gedrag”). Velen kwamen er onlangs in aanmerking voor een plekje op het erepodium.
Het blijft zelfs na 47 jaar verrassend hoe verkeerd ik het soms inschat. En hoe pijnlijk de daarbijbehorende ontluistering blijft. Moet echt leren dat daden zoveel meer duiden dan woorden. Helemaal wanneer je wilt weten hoeveel je iemand waard bent. Maar klagen zou ondankbaar zijn want gelukkig scharrelt er nog ruimschoots voldoende goed volk rond in m’n leven. Desalniettemin heeft de moeder een punt (er stond niet al te lang geleden een artikel in the Cut - mijn wankele anker in wat er relevant is in het moderne leven-over de scherpe randjes die er zitten aan het beëindigen van vriendschappen en ik kan er vast nog wel een extra dimensie bij verzinnen).
Maar ik wil ook zeven jaar Roemenië in een column of essay proppen, maar ook iets over schoenen, hoe ik dankzij de tweedehands markten de Sarah Jessica Parker van Roemenie werd maar hoe torenhoge Jimmy Choo hakken maar beperkt handig zijn wanneer je iedere dag met een kleine kettingzaag (baby Drujba!) ter hand het berenbos in duikt voor je wintervoorraad, zelfs wanneer ze maar 35 lei kostten, hoe ik dan over de beren wil vertellen en hoe er al binnen 24 uur na de recente wetswijziging jacht vergunningen werden verhandeld voor tienduizenden euro’s om een bruine beer te schieten en over de koning van Engeland die dit jaar niet kwam en wat hij er dan van vindt en of ik hem misschien nu ook maar een brief moet schrijven daarover, maar ook om te vragen of hij dan mijn huis wil kopen* en hoe ik het huis eigenlijk niet kan verkopen want alle dieren liggen er begraven en nu is het dus “sacred ground” en hoe mijn moeder al een week lang probeert mijn vader en mij voor de tv te krijgen voor de Netflix serie “Een brief aan de Koning” en ga zo maar door…)
Nu denk ik bijvoorbeeld aan het “nogal wiedes” wat ik las in de Volkskrant vandaag en waarbij ik onmiddellijk dacht; die heb ik al veel te lang niet gehoord dus moet ik het vaker gaan gebruiken. Net zoals ik vind dat er veel meer gejubeld moet worden. Vooral omdat jubelen zo een heerlijk woord is.
En dat wanneer ik mezelf in het Nederlands hoor zeggen dat ik ergens wat van vind ik meteen moet denken aan het suffe grapje: als ik iets vind dan breng ik het naar de politie. En dat ik nog nooit iets heb gevonden en naar de politie gebracht.
Mijn moeder heeft zwijgend alles aangehoord en loopt nu met een vol poepzakje in de hand. Ze vindt er verder weinig meer wat van tot dat ze op weg naar een prullenbak weer wordt onderschept door een fatbike.
Wat zijn die dingen toch godvergeten irritant.
*PS Dit heeft wellicht nog wat nader toelichting nodig; ik woon deels in het Transylvaanse dorp Zalanpatak op nummer 10. De koning van Engeland heeft een huis op nummer 1.